Over smaak, kwaliteit en de misverstanden rond het portret
“Ja, maar iedereen heeft toch een andere smaak?”
Die zin hoor ik vaker dan me lief is wanneer iemand voor een portret blijft staan. Het klinkt vriendelijk, tolerant zelfs. Alsof we over ijsjes praten: jij vanille, ik pistache — ieder z’n voorkeur. Maar zodra het over schilderkunst gaat, en zeker over portretschilderkunst, wordt die kreet vaak een schild tegen elke vorm van inhoudelijk gesprek.
Alsof kwaliteit niet bestaat, alsof alles even goed is zolang iemand het maar ‘mooi’ vindt.
Toch is dat een misverstand. Een portret is geen decoratie, geen behang met een gezicht. Er zijn duidelijke, ambachtelijke criteria waaraan een goed portret voldoet: een evenwichtige compositie, juiste toonwaardes, overtuigende kleuren, en vooral — een doordachte verhouding tussen gelijkenis en interpretatie. Dat zijn geen persoonlijke meningen, maar bouwstenen van beeldende kwaliteit, zoals grammatica dat is voor taal.
Een schilder die een gezicht vangt, beweegt voortdurend tussen twee polen: het moet lijken — want anders mist het zijn anker in de werkelijkheid — maar het mag ook vrijheid ademen in verf, expressie, kleur en toon. Juist in dat spanningsveld ontstaat iets bijzonders: de ontmoeting tussen model en maker, tussen herkenning en verbeelding.
Dat is waarom het zo frustrerend kan zijn om over portretkunst te praten in termen van alleen maar ‘mooi’ of ‘lelijk’. Een schilderij kan technisch zwak zijn, slecht getekend, vlak van toon en toch “aangrijpend” worden genoemd, puur omdat iemand het ‘lief’ vindt. Terwijl een krachtig geschilderd werk met sterke vorm, toon en durf soms wordt afgedaan als “raar” of “onnatuurlijk”.
De zin “Iedereen heeft een andere smaak” maakt elke discussie meteen dood. Alsof er niets meer te begrijpen valt. Terwijl kijken juist een vaardigheid is — iets wat je kunt trainen, net als schilderen zelf. Wie leert zien, ontdekt dat een goed portret niet alleen lijkt, maar ook klopt: in verhouding, ritme, spanning, in de manier waarop licht en kleur met elkaar spreken.
Smaak is persoonlijk, ja. Maar kwaliteit is universeel herkenbaar — als je tenminste bereid bent verder te kijken dan dat eerste oordeel.
“Wie alleen zegt wat hij mooi of lelijk vindt, mist wat het schilderij probeert te vertellen.”
Ga een volgende keer eens voor een portret staan, en geef niet direct een smaakoordeel. Kijk eerst goed, en probeer te verwoorden wat je eigenlijk ziet.
Hoe is het geschilderd — met een losse verftoets of juist glad gepenseeld? Hoe valt het licht, hoe is de compositie opgebouwd, kijkt het portret je aan? En wat roept dit portret bij je op?
Zo beleef je veel meer dan alleen ‘mooi’ of ‘lelijk’.
Frans Hals, portret van een drinkende jongen met glas en kan
Dubbelzelfportret van Sylvie Overheul
Portret van Giuseppe Arcimboldo
Reactie plaatsen
Reacties